
In de New Yorker schreef Owen King in juni 2018 een artikel over het opnemen van audioboeken, en dat hij daar in zijn jeugd (op aanraden van zijn vader) al mee begonnen is.
Toen ik de deur van mijn slaapkamer dicht deed, ging zitten, de rode knop van mijn cassetterecorder indrukte en hardop begon voor te lezen, veranderde mijn beleving van lezen.
Mijn vader gaf me mijn eerste baantje, het inspreken van audioboeken op een cassettebandje. Hij was al vroeg gegrepen door dit medium maar, zoals hij later uitgelegde, “Er was volop keuze, zo lang je alleen maar ‘The Thorn Birds’ wilde horen.” Dus op een dag in 1987 gaf hij mij een memorecorder, een stapeltje lege bandjes, en een exemplaar van het boek ‘Watchers’ van Dean Koontz, en bood me negen dollar voor elk ingesproken bandje van 60 minuten.
Dit was nogal een optimistisch plan van mijn vader. Niet alleen omdat ik pas 10 jaar oud was, maar ook omdat mijn prestaties met hardop lezen berucht waren. Mijn ouders en ik lazen nog steeds elke avond boeken, en ik was net begonnen mijn leesbeurten op te eisen. Tijdens onze reis door Robert Louis Stevenson’s ‘Kidnapped’ had ik hun liefde getest met roekeloze pogingen om een Schots accent te gebruiken voor de revolutionair Alan Breck Stewart, met wie de protagonist van het boek, David Balfour, vriendschap sluit. Zelfs toen ze me smeekten hiermee te stoppen, maakte ik nog een ratjetoe van fragmenten als het volgende:
“Do ye see my sword? It has slashed the heads off mair whigamores than you have toes upon your feet. Call up your vermin to your back, sir, and fall on! The sooner the clash begins, the sooner ye’ll taste this steel throughout your vitals.”
Desondanks liet mijn vader me ‘Watchers’ inspreken (als Stephen King naar een Dean Koontz verhaal wil luisteren, dan luistert hij naar een Dean Koontz verhaal). En voor die negen dollar— een waanzinnig salaris— volbracht ik de taak. Of ik las ‘Watchers’ zo goed als elke tienjarige zou kunnen, zittend aan mijn slaapkamerbureau onder de poster van Roger Clemens midden in een worp, terwijl ik me door de moeilijke woorden heen worstelde en het bandje zich vulde met kamergeluiden terwijl ik pauzeerde om over de langere zinnen na te denken.
Het verhaal van ‘Watchers’ gaat over een superintelligente hond die met zijn menselijke baas, een voormalig Delta Force commando, communiceert via Scrabblesteentjes. Volgens Wikipedia is het grootste gevaar in het verhaal een genetisch gemanipuleerde baviaan, wat nogal angstaanjagend klinkt, maar het Scrabble-deel is wat ik me herinner. Een van de trucjes die slechte critici gebruiken om hun afkeer van een genreroman te laten blijken, is alle wilde elementen op te sommen, bijv. “[Boektitel] gaat over een slagschip in 1943, een Siamese tweeling in 2017, een subplot over een seriemoordenaar genaamd Ducky, en een lijk dat sprinkhanen uitbraakt” zonder deze elementen in enige context te plaatsen. Ik vermoed dat een van de redenen waarom mijn vader me zo graag plaagt met ‘Watchers’ is dat hij gevoelig is voor dit soort afkeuring.
Voor de goede orde, ik zou nooit een boek over een magische hond, een voormalig ex-Delta Force commando, en een genetisch gemanipuleerde baviaan zomaar van de hand wijzen. Ik weet zeker dat ik niet echt heb gezegd dat ik het boek haat. Het irriteerde me gewoon dat het wel erg gemakkelijk was dat deze hond gevonden werd door een voormalig Delta Force commando. Dat was wel erg toevallig, of niet soms?
Ik had veel boeken gelezen, maar daar niet echt verder over nagedacht; ik consumeerde ze gewoon. Paperbacks uit de ‘Three Investigators’ serie lagen opgestapeld rond mijn bed, ik had ervan genoten en ze vervolgens neergegooid. Maar, toen ik de deur van mijn slaapkamer dicht deed, ging zitten, de rode knop van mijn cassetterecorder indrukte en hardop begon voor te lezen uit ‘Watchers’, veranderde mijn beleving van lezen. Zoals altijd liet het verhaal me de wereld om me heen vergeten, maar nu bleef een deel van mij aanwezig. Het is veel moeilijker om woorden te negeren als ze uit je eigen mond komen.
‘Watchers’ was pas het begin. Gedurende mijn tienerjaren volgenden er nog minstens twee dozijn andere boekopnames. Mijn vader schakelde ook mijn broer en zus in. Hij beweert dat hij niet aan het proberen was onze literaire horizon te verbreden; hij wilde alleen maar naar de boeken luisteren. Niettemin verbreedden ze die van mij. Een incomplete lijst van mijn eigen opdrachten omvat mainstream fictie (‘A Separate Peace’), fantasy (‘The Fellowship of the Ring), ‘misdaadromans (‘The Grifters’, ‘You Play the Black and the Red Comes Up’), science fiction (‘Dune’, ‘Ring Around the Sun’), en diverse bloemlezingen.
Als het alleen aan mij had gelegen, had ik beslist ‘The Fellowship of the Ring’ and ‘Dune’wel gevonden, maar ik betwijfel of ik een boek als Jim Thompson’s ‘The Grifters’ van Jim Thompson opgepakt zou hebben; de titel zei me niets, en op het omslag stond een afbeelding van een man met een aapachtig gezicht, een norse vrouw die een sigaret rookte, en een paar grote dobbelstenen, die op een stuk van de Boston Globe lagen met de verontrustende kop ‘Sterk vlees.’ Ik zal 13 of 14 geweest zijn toen ik het boek las, en de harde, leugenachtige wereld die beschreven werd, verontrustte me. Het waanzinnige contrast tussen dat boek en ‘The Fellowship of the Ring’ was een plezier op zich; om van het een naar de ander te gaan, voelde als een soort teleportatie.
Het baantje was ook een goede oefening in schrijven. Mijn deur dicht doen en aan het bureau gaan zitten was een weerspiegeling van wat mijn ouders elke dag deden, als ze zich uren achter elkaar alleen in hun respectievelijke kantoren opsloten. (Mijn vader ging soms weer aan het werk na het avondeten en ging dan door tot diep in de nacht. Als ik dan, in mijn bed aan de andere kant van het huis, de sinistere baslijnen hoorde van een van de AC/DC LP’s waar hij graag naar luisterde met de volumeknop op 10, wist ik dat hij aan het corrigeren was.)
De hoeveelheid tijd die mijn ouders alleen doorbrachten, verontrustte mee. Ik snapte niet hoe ze dat konden verdragen. Ik dacht dat een schrijver zijn niet alleen het ergste baantje ter wereld was, maar ook nog eens het engste. Ik herinner me dat ik rondhing voor de trap naar mijn vader’s kantoor, waar Marlowe, onze corgi, languit voor de deur lag. Marlowe was een enorm gezelschapsdier, maar als mijn vader de deur dicht deed, zakte hij ter plekke als een zielig hoopje in elkaar. Zijn tragedie was voor mij de beste gelegenheid om hem te aaien, en dus ging ik er ook bij liggen. Op de achtergrond kon je het plastic geluid van de toetsaanslagen uit het kantoor horen komen. Op een keer vroeg ik me af, terwijl ik Marlowe aaide en het getik van de typmachine maar door ging, of mijn vader nou eigenlijk iets specifieks aan het schrijven was, of dat hij gewoon zo veel mogelijk lawaai maakte om slechte wezens weg te houden.
Voor zover ik weet zijn er geen bandjes meer van ‘Watchers’, al heb ik nog wel mijn versie van ‘Dune’. Het is een betreurenswaardig document; ik lees voor, nasaal en buiten adem, als een telemarketeer die worstelt om iemand aan de lijn te houden. Maar ik neem nog steeds af en toe een boek op voor mijn vader, als een cadeautje. Een paar jaar geleden besloot ik ‘Oorlog en vrede’ op te nemen als kerstcadeau. Uiteindelijk kwam dat cadeau pas een paar kerstmissen later, en ik zondigde zoveel tegen de Russische nomenclatuur dat allen God me dat kan vergeven, maar het was een enorme verbetering in mijn techniek. Ik mag dan een slechte Alan Breck Stewart zijn geweest, maar ik had het juiste idee: als je iemand anders voorleest, is het voor hen gemakkelijker om de taal in zich op te nemen als je wat karakter in je karakters legt. Je belt niet van het Resort Rewards Center. Je leest over een man met een zwaard die over de zeik is.
Mijn vader is echter een veel betere lezer dan ik. Hij heeft voor mij door de Jaren heen een aantal boeken opgenomen: boeken van Louise Welch, Jon Hassler, Graham Greene. Hij doet niet zoveel accenten, maar hij is ene kei in het aanpassen van bepaalde stemmen, het tastbaar maken van de stem van een dronkaard, of een grijnslach toevoegen aan de stem van ruw karakter. Waar hij vooral goed in is, is het tempo — geen wonder als je zijn boeken gelezen hebt. Die bandjes en cd’s zijn heel dierbaar voor me, warm en levend. Het is geruststellend om in de auto een bekende stem te hebben die een verhaal vertelt. Ik snap waarom je bereid zou zijn daarvoor te betalen…